“Huyn” van “Emma’s rode”
Tudon, koning van de Hunnen, een Saksische volksstam, kwam met talrijk gevolg naar Aken om zich te laten dopen. Karel de Grote ontving hem, die zich pas had onderworpen, met pracht en feesten.
Onder de edelingen van Tudon was er een sterke en schone jongeling, die de omstreken van Aken had verlost van een draak. Keizer Karel mocht hem gaarne lijden. Hij hield de jongeling aan zijn hof, waar hij bekend werd onder de naam “de Huyn”.
Onderwijl was Emma, de dochter van de keizer, ontvlucht met Eginhard, zijn geheimschrijver. De twee geliefden hielden zich schuil in de bossen tussen Aken en de Maas. Zij hadden daar een stuk bos gerooid, grond ontgonnen en een hut gebouwd, om te kunnen bestaan.
De keizer reed toen vaak op jacht, want het verlies van zijn dochter deed hem veel leed. Op een van zijn jachtpartijen ontdekte de jonge Huyn de wijkplaats van Emma en Eginhard. Kort daarna verzoende de keizer zich met hen.
Uit dank voor diens ontdekking schonk keizer Karel het verblijf van zijn dochter aan de “Huyn”. Hij liet er verder een kasteel bouwen, dat hij ter vereeuwiging van die schenking “Emma’s rode” noemde.
Dit werd door verbastering tot Amstenrode en vervolgens tot Amstenrade vervormd.
De grafelijke familie Huyn van Amstenrade bloeide tot aan het einde van de zeventiende eeuw. Toen het laatste lid van de familie stierf, vlogen twee witte zwanen uit de vijver van het kasteel te Amstenrade. De volgende morgen was de vijver uitgedroogd en bleef dit voor altijd.
Pierre Kemp