Verdwenen kerkschatten.

Hoe waardevolle kerkschatten spoorloos verdwenen

Tegenwoordig komt het nog zelden voor, dat kostbare en zeldzame voorwerpen die in het bezit zijn van een kerkelijke instelling domweg en voor een prikje van de hand worden gedaan. Men kent nu vrijwel algemeen hun waarde en bovendien wordt er van bovenaf een doeltreffend toezicht uitgeoefend. Vroeger was dat anders. Tal van onvervangbarekostbaarheden zijn door onkunde of onverschilligheid voorgoed verloren gegaan. Dit lot trof ook enkele waardevolle stukken die zich in de oude, inmiddels afgebroken kerk van Oirsbeek bevonden.

Het grootste verlies was de verdwijning van een prachtige geëmailleerde pyxis (het doosje, waarin de Heilige Hostie naar de zieken wordt gebracht) uit de dertiende eeuw; een juweel van kerkelijke kunst, dat sedert onheuglijke tijden tijden in het bezit van de parochie Oirsbeek was geweest. Het was rond van vorm en van boven afgesloten met een conisch deksel. Het werd in 1880 aan een antiquair uit Den Haag voor 24 gulden en 30 cent verkocht. In werkelijkheid schijnt het zoveel waard te zijn geweest dat men er destijds een splinternieuwe kerk voor kon bouwen. De pyxis is later te Brussel geveild. Daar stond hij geprijsd voor het kapitale bedrag van 50.000 goede vooroorlogse Belgische francs!

De kerk bezat een houten beeld van Sint Gerlachus of Sint Geerling, zoals deze heilige in de volksmond wordt genoemd. Het beeld was 1,5 meter hoog. Het stelde de heilige in het witte gewaad van een tertiaris voor, waarover hij een grijze mantel en kaproen droeg. Het beeld is verdwenen, evenals een uit 1736 daterend beeld van Sinte Lucia, dat zeer mooi was.

Nog ernstiger was het verlies van het oude doopvont, dat 90 centimeter hoog was en op de grootste breedte een omtrek had van 2,64 meter. De bovenrand werd versierd met vier beelden van mensen, die ruw in de steen waren uitgehouwen. Sommige deskundigen waren van oordeel, dat het doopvont uit de achtste eeuw na Christus afkomstig was. In elk geval was het zeer oud. Vorm, steensoort en bewerking bevestigden dit. Een dergelijk doopvont vindt men alleen nog in de kerken te Schinnen en Voerendaal. Het massieve bekken herinnerde aan de oude Frankische vazen, die herhaaldelijk in graven uit de tijd der Merovingers zijn aangetroffen. Zij hadden dezelfde vorm en kleur. De historische en culturele waarde van dit doopvont was niet te bepalen. Het is verdwenen en niemand weet waarheen.

***  

De oude kerk van Oirsbeek die in 1830 werd gebouwd, werd in 1953 afgebroken en vervangen door de nieuwe, door de bouwmeester Ir. Peutz uit Heerlen ontworpen kerk. De kerk van Peutz is ongetwijfeld een prachtige kerk. Het blijft echter jammer, dat men de oude kerk niet heeft laten staan, om haar voor andere doeleinden te gebruiken. Deze kerk had boeiende wandschilderingen, die het leven van de Heilige Gerardus uitbeeldden. Over de zes romaanse ramen in de kerk schreef de ,,Courier de la Meuse” in 1879: ,,Men dankt dezelve aan het talent en de edelmoedigheid van de heer Oidtmann. De arabesken slingeren zich in de enge openingen harmonisch door elkaar en trekken, de bewondering van elke bezoeker tot zich.”

Ziet ze trekken, die bewonderende bezoekers! O luisterrijke taal der vaderen!…..

Aan de oude kerk herinnert alleen nog de 35 meter hoge toren welke gelukkig behouden is gebleven. De bouw van de kerk in 1830 is niet zonder moeilijkheden verlopen. Het eerste bouwplan werd ontworpen door Severinus Beugels, een geboren en getogen Oirsbeekenaar. Dit plan is echter niet uitgevoerd en daarover is destijds nogal onenigheid geweest. Beugels immers was niet de eerste de beste. Hij bezat ervaring als kerkenbouwer. Hij heeft onder andere te Buchten en Nieuwenhagen kerken gebouwd. Het waren voor die tijd goede kerken. In Beugels werd het gezegde bewaarheid , dat een (bouw)profeet in zijn eigen land niet geërd is. ,,Land” dan in de beperkte betekenis van het goede, maar niet altijd goedmoedige