Oude veldnamen.

De veldnamen, die in deze streek nog talrijk en dikwijls eeuwenoud zijn, kunnen in verschillende groepen verdeeld worden. We hebben hierover reeds eerder geschreven. Een groot aantal veldnamen vindt zijn oorsprong in de hoge of lage ligging van het terrein of zij houden verband met een naburige heuvel of weg.

Een voorbeeld is de naam Bosberg voor de steile helling bij de buurtschap Oppeven (gemeente Oirsbeek). Het is de laatste heuvel, welke men op moet als men van Heerlen naar Sittard gaat. Enkele jaren geleden lag hier inderdaad een Dennenbos –  het enige dennenbos in de omgeving. De dennen werden gerooid en het terrein veranderde in een zand- en kiezelgroeve. Waar eens een bos stond bevindt zich tengevolge van de afgraving nu een diepe kuil. Daarmee is een mooi stukje natuur verloren gegaan.

De Hulterberg, die in oude archiefstukken Heulenterberg wordt genoemd, leidt naar ,,het Holt” bij Douvergenhout. Het onderste gedeelte van de helling heet ook wel Dassenberg, naar de vroegere eigenaar van deze gronden, een zekere meneer Dassen.

De bömkesberg ligt in het centrum van Oirsbeek. Van daar gaat de weg naar Klein-Doenrade. Het was vroeger voor de Doenradenaren ,,den Oirsbeecker Meswegh”, omdat zij langs deze weg naar de kerk in Oirsbeek gingen. Verder vindt men hier nog de Beukeberg, de Duvelsberg, de Schatsberg en de Kölleberg. Van de top van deze heuvels heeft men een prachtig vergezicht. De Galleberg is een verbastering van de naam Galgenberg. Daar schijnt een galg te hebben gestaan, waaraan misdadigers werden opgehangen. Vooral in de tijd van de Bokkenrijders moet deze galg herhaaldelijk gebruikt zijn. Bij Doenrade zijn de Kökelsberg, de Deunsberg en de Leesenberg, die wellicht genoemd zijn naar vroegere eigenaren. Een hoog gelegen terrein in het veld tussen de buurtschappen Doenrade, Puth en Gracht worden het ,,Hoeg Roat” genoemd. De uitdrukking ,,roat” zou erop kunnen wijzen, dat hier vroeger een bos lag, wat later gerooid is.

***

Als in de veldnamen woorden als daal, koel (kuil), dries, loak (gat of diepte), broek, moelj, vloot, grubbe, enz. voorkomen, wijst dat op een lage ligging.

Het woord ,,daal” (dal) treft men aan in de namen Romelsdaal en In Gen Dael, beide in het gehucht Oppeven. Het Maus- of Moesdaal bij Doenrade, ook wel Moysdaell genoemd, is een aanwijzing, dat hier eens veel moes (kool) werd verbouwd.

De Crutzkoel ligt aan de Krikkelbergerweg dicht bij Schinnen en de Graaskoel vindt men bij ‘t gehucht Oppeven, vlak bij de grens tussen de gemeenten Oirsbeek en Amstenrade.

In een koopakte uit 1702 wordt melding gemaakt van een ,,seeckeren Driess” (drassig land), dat de Sprymaert heette en vlak bij Klein-Doenrade lag. Het woord ,,broek” komt voor in de benaming Esschen Broeksken te Oppeven. Hierover wordt reeds gesproken in het register van de Leenhof van Huize Doenrade uit het jaar 1628. Daarin staat als nadere aanduiding bij de beschrijving van bepaalde gronden: ,,dat Einchen Breucksken geheyten”.

‘’De moelj” is de naam voor een even gewelfd stuk grond, dat men vlak aan de Leuweg van Amstenrade langs het veldkruis naar de Krikkelberg aantreft. ,,Moelj” was ook de naam voor de baktrog, waarin onze voorouders het deeg voor het brood, dat zij zelf bakten, kneedden. Daaruit is het woord ,,moelj” of laagte als veldnaam ontstaan.

Journalist.